Dit deel van de expositie gaat over de omroep A.V.R.O. en zijn oprichter Willem Vogt. Het is een aanvulling op het historisch overzicht van de N.S.F., vanwege de nauwe banden tussen de N.S.F. en de A.V.R.O.
|
Op 15 mei 1940 rijdt de Propaganda Gruppe Rundfunk I Hilversum binnen. Diezelfde avond worden vanuit de A.V.R.O. studio in opdracht van E.A. Freudenberg de radiouitzendingen hervat. In de achtergrond is de Vituskerk te zien, waardoor deze foto bij Theater Gooijland is gemaakt. Uit het boek 60 jaar KRO. |
Duitse legervoertuigen voor de A.V.R.O. studio te Hilversum op 15 mei 1940. Foto uit het boek Hallo Hier Hilversum van Huub Wijfjes |
|
|
Datum van dit filmbeeldje is moeilijk te schatten. Het zal uit de beginjaren van de A.V.R.O. stammen. In november, na de weigering van de omroepen om zelf een Dam-reportage voor de NSB te verzorgen, werd het tempo van de liquidatie opgevoerd. De omroepbestuurders en de Radioraad kwamen bijeen voor een tegenzet. A.V.R.O. en K.R.O. waren daarbij sneller dan de andere omroepen; tot die snelheid heeft de vertrouwensman van de K.R.O., mr. G. Bosman (geheim NSB-lid) het nodige bijgedragen. Op 23 november legde hij, nadat hij van de Duitse voornemens had gehoord, aan de A.V.R.O.-voorzitter G. de Clercq en pater J. Dito, K.R.O.-voorzitter op het Centraal Bureau voor de Omroep een brief voor die zij zouden moeten tekenen in hun hoedanigheid van voorzitter, respectievelijk secretaris van het Bureau. W. Vogt was daarbij aanwezig. De brief, die de aanwezigen volgens Vogt slechts vluchtig konden inzien, was bestemd voor Sonderfuehrer Freudenberg en bevatte het plan voor een nationale omroep. Vogt zou door de omroepen worden aangewezen als directeur-generaal en in die functie de opdracht krijgen "den Forderungen dieser Zeit gerecht zu werden". Mr. Bosman zelf zou algemeen secretaris worden en voor de toepassing van de Duitse radiorichtlijnen zorgen. Vogt had, naar hij in 1945 verdedigend meedeelt, zijn bezwaren tegen het plan, tegen de functie die Bosma zich toeëigende, maar hij zag het als een allerlaatste poging tot behoud van eigen zelfstandigheid en hij lette naar zijn zeggen niet op de formuleringen. |
A.V.R.O. tijdens de bezetting van de nazi's. Hier brengt iemand de Hitler-groet aan een paar officieren terwijl hij het pand verlaat. MEI 1940. De angstvallige neutraliteitsperiode tegen het eind van de dertiger jaren bracht een verscherpte radio-censuur met zich mee. Omroepbestuurders raakten eraan gewend, dat hun omroepen zich niet al te kritisch mochten uiten ten opzichte van Nazi-Duitsland. In dat opzicht verandert er weinig, als ze na de tiende mei van de Duitse bezetter eenzelfde beperking van meningsuiting krijgen opgelegd. De Duitsers zijn er trouwens snel bij. Al op 15 mei, een dag na de capitulatie, komt een detachement Rundfunktroepen in Hilversum aan onder aanvoering van Sonderfohrer E. A. Freudenberg. Die avond is de A.V.R.O. weer in de ether, de uitzending wordt zelfs besloten met het traditionele Wilhelmus. Vrijdag worden de omroepbestuurders bij Freudenberg ontboden om bevelen in ontvangst te nemen. Op maandag 20 mei kan het Hilversumse programma met inachtneming van zekere regels weer op gang komen. Een dag later deelt de A.V.R.O.-directeur een aantal losse medewerkers mee, dat hun relatie met de A.V.R.O. moet worden beeïndigd. Op 21 mei en ook nog later in het jaar zijn zo onder anderen verdwenen Albert van Raalte, Han Hollander, Antoinette van Dijk, Jacob Hamel, Piet van Egmond, Boris Lensky, James Brotherhood, Jetty Cantor, Nicolaas Roth, dr. P. H. Ritter jr., Max Tak, H. van Wielink, Ida de Leeuw-van Rees, R. Lotgering-Hillebrandt, Jan Gertsen en L. J. Jordaan (de laatste heeft zelf aan zijn vertrek meegewerkt). Onder hen is een aantal joodse medewerkers.Vogt nam deze besluiten in overleg met bestuur en programmaleider en geeft als reden op dat de omroepprogramma's sinds de bezetting ingrijpend zijn gewijzigd; ze worden in de loop van 1940 ingekort door steeds vroeger sluiten van de zenders, het nieuws moet worden uitgebreid, er wordt nogal wat zendtijd door de Duitsers gevorderd. De sportrubriek (verzorgd door Han Hollander) zou wegens gebrek aan sportgebeurtenissen moeten komen te vervallen. |
|
|
A.V.R.O. tijdens de bezetting. De kantoren werden bemand door de duitse bezetters. In en na de oorlog is kritiek op Vogt losgekomen, omdat hij reeds voor de Duitsers dit verlangden, de joodse medewerkers ontsloeg, zonder schadeloosstelling. Albert van Raalte heeft in 1947 in een verhoor door de recherche inzake de Zuivering van Vogt verklaard, dat deze hem als motief "bedrijfsbeleid" heeft opgegeven, "doch ieder mens voelde en wist dat ik ontslagen was omdat ik een jood was." Vogt zelf geeft toe dat hij de medewerking van Van Raalte mede om die reden heeft opgezegd. Voor deze en voor Jacob Hamel gold dat zij de bekendste joden waren van de Nederlandse radio en geplaatst op de meest geëxposeerde microfoonposten, zo luidt zijn commentaar. In Duitsland werd door de zender Hamburg nederlandstalige vertogen uitgezonden tegen joodse radiomedewerkers in Nederland en speciaal tegen de "jodenburcht", de A.V.R.O.. De lezing van Vogt voor de zuiveringscommissies na de oorlog is dat die betogen reeds in de eerste maand van de bezetting de Rundfunkbetreuungstelle (het Duitse toezicht in Hilversum) zo prikkelen, dat de A.V.R.O.-directie zeer spoedig beducht raakt voor de veiligheid van beide medewerkers en hen op 21 mei de raad heeft gegeven zich uit de "gevaarzone" terug te trekken onder het genot van een onmiddellijk ingaande schadeloosstelling. Jacob Hamel heeft dit aanstonds begrepen, aldus Vogt, Van Raalte aanvankelijk niet. In 1943 en 1944 heeft Vogt hem thuis opgezocht om over zijn beleid in 1940 te spreken en Van Raalte uit te nodigen voor de functie van dirigent in een na de oorlog op te richten omroeporkest. Bij die gelegenheid heeft Van Raalte een verklaring ondertekend, dat Vogt te goeder trouw heeft gehandeld en dat door het beleid van de A.V.R.O. in 1940 zijn leven is gered. In 1947 legde hij tijdens het zuiveringsonderzoek van Vogt de andersluidende verklaring af. Het A.V.R.O.-bestuur zag in de omstandigheden waaronder dit zou zijn gebeurd en in de inhoud ervan reden om de relatie met Van Raalte te verbreken. |
Krantenbericht over de pers in de oorlog. De A.V.R.O.-directeur heeft na de oorlog tegenover de zuiveringscommissies verklaard, dat de joodse A.V.R.O.medewerkers in vaste dienst (orkestleden, redactrice Radiobode etcetera) niet zijn ontslagen. Van de losse medewerkers, die zijn verdwenen, is behalve Van Raalte en Hamel niemand heengezonden om andere motieven dan bedrijfsbeleid. Zijn gedrag als Nederlander, aldus Vogt, is daarbij niet in het geding. De A.V.R.O.directeur wijst erop, dat het SS-blad Storm hem eens heeft betiteld als "joden-Willem". De maanden volgend op mei geven een grote onzekerheid te zien bij omroepbestuurders. De snelle overwinning van de Duitsers in West-Europa maakt grote indruk, het perspectief van de oorlog is in de zomer van 1940 dat van een langdurige Duitse overheersing. In Hilversum verwacht men van de bezetter een hervorming van het radiobestel in nationaal-socialistische en totalitaire zin, vooral als Mussert aankondigt een eigen omroep te beginnen. |
|
|
De N.S.B.-er links zegt tegen de radiotechnicus wat er wel en niet mag gebeuren tijdens een uitzending. Om de Duitsers in hun centralisatieplannen voor te zijn beoefenen de meeste omroepbestuurders, met name die van KRO en A.V.R.O., diplomatie en taktiek van het geven en nemen. In zijn Radiobode spoort Vogt de luistervinken aan tot "Iuistertucht", nu de Duitsers het aanhoren van buitenlandse (Britse) zenders hebben verboden. In juli houdt hij "als oud-Indischman" een toespraak tot Nederlands-Indië, waarin hij de landgenoten daar geruststelt; de Duitsers hebben geen schrikbewind gevestigd, maar blijken grootmoedige overwinnaars. Over "de gerechtvaardigdheid van het lot dat ons trof" spreekt hij niet; "wij voelen dat zoals U dat voelt, maar wij sluiten dat gevoel in ons hart." Mussert weert hij in mei van de A.V.R.O.-microfoon, daarentegen krijgt ir. B. Wigersma, redacteur van het intellectueel-fascistische blad De Waag, in oktober gelegenheid voor een radiolezing, die blijkt uit te pakken als een lofrede op nazi-Duitsland en zijn Fohrer. Begin november weigert Vogt weer een A.V.R.O.-reporter onder zijn verantwoordelijkheid een reportage toe te laten van een defilé van de WA voor Mussert; uiteindelijk gebeurde dat buiten verantwoordelijkheid van het A.V.R.O.bestuur. |
CENTRALISATIE. Met de kennis die we nu hebben van-de Duitse plannen kunnen we vaststellen dat het streven van de A.V.R.O. en de andere omroepen om door toenadering en samenwerking een Machtsuebernahme te voorkomen, tot mislukking gedoemd was. In de zomer van 1940 ontbrak dat perspectief, de omroepbestuurders konden (of wilden) het niet zien. In juni is er plotseling een aanleiding tot besprekingen over samenwerking; Mussert wilde een eigen NSB-omroep, waartoe ds. Ekering leden begon in te zamelen. De Radioraad riep de omroepbestuurders bijeen voor een concentratie-plan. In de beraadslagingen stelde de A.V.R.O. zich scherp op tegenover de andere omroepen, men kon het uiteindelijk niet eens worden. De algemene omroep ging (nog) haar eigen weg; voor de A.V.R.O., aldus Vogt in de Radiobode van een maand later, is het rad van het lot thans zo gewenteld, "dat haar inzichten met betrekking tot de beste organisatie van de radio-omroep in Nederland thans dichterbij de verwezenlijking schijnen dan zij ooit zijn geweest." Waren de omroepen het in de zomer nog oneens over samenwerking, in het najaar werd de druk om tot een krachtenbundeling te komen groter. In oktober werd bekend, dat ir. A. Dubois, de NOZEMA-directeur van de Duitsers de opdracht had gekregen om langzaam maar zeker de omroepverenigingen op te heffen en de centrale Nederlandse radio te realiseren. |
|
|
In de tweede oorlog werden de omroepen gevorderd door de duitse bezetters. De letters A.V.R.O. vervangen door Nederlandsche Omroep. De brief was in deze vorm door de V.A.R.A. en N.C.R.V. niet geautoriseerd. Daarom vonden er in de dagen daarna verhitte besprekingen plaats, die resulteerden in een tweede brief; in ingewikkeld Duits worden de passages uit de eerste over "Forderungen dieser Zeit etcetera" vervangen, maar het plan blijft overeind. Mr. B. de Gaay Fortman, plaatsvervangend voorzitter van de Radioraad, vroeg de heer Vogt - die als kandidaat-directeur voor alle omroepen overigens aanvaardbaar was of hij uitzendingen tegen de koninklijke familie en tegen de joden zou weten te verhinderen. Hij antwoordde dat aanvallen in deze richting ,buiten onze programma's" zouden staan. Later, bij het ontslag van Vogt uit de omroep, heeft mr. De Gaay Fortman hem zijn waardering betuigd. Het concentratieplan is nooit gerealiseerd, het kwam te laat. De Duitsers hadden hun politiek bepaald, hoewel de nieuwe secretaris-generaal van het nieuwe departement van Volksvoorlichting en Kunsten, de NSB-er Goedewaagen nog is geadviseerd om met Vogt in zee te gaan. De Duitse troefkaart was ir. Dubois, die op 1 december werd benoemd tot gemachtigde voor de concentratie van omroepverenigingen in één nederlandse omroep. Op 11 december kregen de omroepbestuurders in Den Haag te horen, dat ze voortaan onder curatele van ir. Dubois zouden staan. De nieuwe rijksradio-omroep zou worden betaald uit een heffing van luistergeld; een maatregel waarvoor een Nederlands wetsontwerp gereed lag, maar dat door de bezetter is ingevoerd. Op zondag 9 maart 1941 kwam aan de uitzendingen onder verantwoordelijkheid van de omroepen een einde. De A.V.R.O. en V.A.R.A. hieven zichzelf niet op na het uitzendverbod, hun omroepbladen bleven nog enige tijd verschijnen. In de zomer van 1941 was het totaal aantal abonnees van de omroepbladen gezamenlijk nog maar een kwart van dat in mei 1940. De rijksradio kreeg een-vijfde van de opbrengst van deze bladen; voor de bezetter en de nieuwe radio garandeerden de traditionele omroepgidsen een binding met de luisteraars, die een nieuw blad zich nog maar moest zien te verwerven. Maar eind 1941 was ook dat afgelopen. Rond de jaarwisseling werden de A.V.R.O.-bezittingen geconfisceerd, de Radiobode opgeheven en directeur Vogt op wachtgeld gesteld. Voor een juiste beoordeling van het beleid van de A.V.R.O. en haar directeur in 1940 moeten wij twee factoren niet uit het oog verliezen. Niet alleen Vogt, ook andere omroepbestuurders hebben gemeend de Duitse gelijkschakeling door een zekere toenadering voor te kunnen zijn en blijven. Die politiek werd gevoerd in 1940, toen het uitzicht op een bevrijding ontbrak. Vogt speelt in wezen geen ander spel dan zijn collega's, men kan hoogstens stellen dat hij het als vooraanstaand omroepbestuurder wat opvallender speelt. In februari 1941 is Vogt door de Duitsers een week gegijzeld geweest; later werd zijn huis gebruikt voor verzetsactiviteiten. |
De overdracht van de A.V.R.O-studio aan de 's-Gravelandseweg na de bevrijding. Van de 741 medewerkers van de Nederlandse Omroep die zich na de oorlog meldden voor een "certificaat van geen bezwaar" - een soort beroepsvergunning - werden er slechts 341 direct "gezuiverd". Voor bestuurders als Vogt (A.V.R.O) en Speet (K.R.O.) duurde het zelfs enkele jaren voor ze "zuiver" verklaard werden. De radio zelf bleek niet besmet: na vijf jaar censuur werd er weer veel geluisterd. Het aantal radiotoestellen steeg in vier jaar van 50.000 naar 1.337.000. Veel luisteraars bouwden hun eigen radio toestel, omdat de fabrieken de tijdens de oorlog uitgedeelde klappen nog moesten verwerken. Een beeld van de troosteloos lege N.S.F.-fabriek kort na de bevrijding: "alle machines, motoren, gereedschappen, materialen, hulpstoffen weggevoerd. Alle leidingen, radiatoren, elektrische installaties, verlichtingsarmaturen verdwenen; kabels bij de grond afgesneden, de elektrische leidingen uit de buizen getrokken". |
|
|
Bevrijdingsfeest in mei 1945 voor het A.V.R.O. gebouw te Hilversum. Foto uit Hallo Hier Hilversum!. |
"Een eenvoudige maar veelzeggende daad. Nadat de gevelletters "A.V.R.O." door den bezetter waren verwijderd, werden zij er in mei 1945 aanstonds weer tegen bevestigd", aldus de toelichting in het jubileumjaarboek 1923-1948. BEVRIJDING. Na 1941 waren de omroepen illegaal geworden. Het vooruitlopen op Duitse concentratie door vrijwillige samenwerking was mislukt, de liquidatie maakte aan alle illusies een einde. Daarmee was de weg vrij voor een legitieme terugkeer in na-oorlogse omstandigheden. In de loop van de oorlog gaan de omroepbestuurders zich beraden over herstel van hun historische rechten na een bevrijding, die in de loop van 1944 in zicht komt. Lange tijd gebeurt dat beraad illegaal, met alle gevaren vandien. In het najaar van 1942 deed het Groot Politiek Comité, een groep politici, een verzoek aan V.A.R.A.-bestuurslid Broeksz; of de omroepverenigingen zich zouden kunnen beraden over overneming van de rijksradio na de bevrijding en over de toekomst van het radiobestel. Dat verzoek leidde tot een reeks beraadslagingen resulterende in een Omroep-Comité, op 28 december 1943 in Vogts huis in Blaricum opgericht. Voor de A.V.R.O. hadden daarin zitting de heren Vogt en Corver. Uitgangspunt was de wederopbouw van de Nederiandse omroep in de historisch in Nederland gegroeide vorm van omroeporganisaties. De omroepen wilden vooral rechtsherstel. Op 15 mei 1944 wordt officieus in Utrecht opgericht de Federatie van Omroepverenigingen, een pressiegroep van de grote vier (de V.P.R.O. met haar idee van de nationale omroep was er niet bij). De combinatie, voorlopig nog "ondergronds" werkend hoewel de Duitse bezetter en de Hilversumse radiowereld er niet geheel onkundig van waren, zocht contact met het politiek comité (W. Drees) om hem mee te delen dat de gevraagde plannen waren voorbereid. |
|