In
het jaar 1923 - het is moeilijk om te realiseeren dat 't eigenlijk maar 3 jaar geleden is
- luisterden wij op het pas ontdekte, althans gepubliceerde, Koomans schema naar de eerste
uitzendingen van het Londensche Omroepstation 2 LO. Voor dien tijd hadden wij af en toe
een Radioconcert opgepikt van het Marconi proefstation te Writtle in Engeland, waar de
heer P. P. Eckersley, de tegenwoordige ,Chief Engineer" van de ,British Broadcasting
Co.', (B.B.C.) met behulp van een piano, een schorre gramofoon en zijn eigen stemorgaan de
eerste Engelsch Padio Concerten de wereld inzond. De Writtle concerten onderscheidden zich
in weinig opzicht van de lioog gewaardeerde radio-uitzendingen van het roemruchte
P.C.G.G., het telefoniestation van den heer ldzerda te Den Haag. Wij allen vonden het
interessant de mogelijkheid bewezen te ,hooren", dat geluiden langs radiophonischen
weg door den aether konden worden overgebracht. Totdat 2 LO zijn verrichtingen begon, waar
de Heer Arthur Burrows, thans Directeur van het ,Office International de Radiophonie"
te Geneve op aantrekkelijke wjjze de functie van ,Omroeper" waarnam. Het luisteren
naar dit station was voor velen een openbaring. Men kon blijkbaar nict alleen muziek per
radio overbrengen, maar men kon die muziek zoodanig transporteeren, dat men zijn
ontvangtoestel vergat en aandacht schonk aan de muziek zelve. ,,Kunnen wij nu niet eens
een zender in elkaar timmeren?" Ziedaar de merkwaardige woorden destijds door den
schrijver dezer bijdrage gesproken tot den ingenieur van de N. S. F., den heer G. W.
White.
wanneer wij tot den oorsprong van den H. D. O. teruggaan, moeten wij deze
lichtvaardig geopperde vraag als het zaad beschouwen, waaruit de knoestige boom, die thans
bekend staat als de Hilversumsche Draadlooze Omroep, is opgeschoten. De zender werd in
elkaar getimmerd. En hoe! Veel kosten mocht het niet, want de radio-tijden waren slecht.
En het bouwen van een Radio-zender beteekent experimenteeren van den vroegen morgen tot
den laten avond. Op eenige tafels in het N. S. F. laboratorium stonden een aantal spoelen,
condensators en ,alles wat meer te voorschijn kon worden gebracht" - zooals een
Indische vendutieterm luidt - die te zamen en in vereeniging een telefoniezender genoemd
werd, althans in staat was om muziek en het gesproken woord op prijzenswaardige manier te
verbreiden. Met het ,gesproken woord' hadden wij geen moeite. Het kostte niets en aan
welbespraakte lieden om oude kranten voor te lezen of zich tot de luisterende schare te
richten met min of meer geslaagde improvisaties ontbrak het evenmin. Voor de muziek zorgde
een ietwat moeizaam roteerende gramofoon. Deze draaide op alleszins te billijken wij;te en
hoewel ,Alte Kameraden" van Sousa zeer zeker een pittige marsch is, werd het
Nederland toch wel wat te machtig om dezelve heele middagen aan te hooren. De zender is
een dragelijk stuk werk, aldus de Chef-Ingenieur, maar wat er voor den microfoon gebracht
wordt, maakt iemand ziek. Deze uitspraak leidde tot het embryo, dat later, na zeer veel
kinderziekten, zich tot de programma-directie van den Hilversumsche Draadloozen omroep zou
ontwikkelen.
Schuchtere zangeressen en ploeterende instrumentalisten verschenen voor den
microfoon. De lof, die zij oogstten, lijkt me achteraf in een overdreven verhouding
gestaan te hebben tot de artistieke prestaties; maar die artisten werden per briefkaart en
brief uitbundig toegejuicht, dat staat vast. Toen de N. S. F. geen termen vond om den
aldus geimproviseerden Radio-Omroep financieel gaande te houden, moesten wij 'ons tot den
gramofoon beperken of pogen de luisteraars voor de voortzetting en de verbetering van then
Omroep te interesseeren. Deze interesse moest blijken uit vrijwillige bijdragen. Voor den
omroep om steun was de microfoon een ongemeen effectief hulpmiddel. Naast dit instrument
werd echter de drukpers gebezigd. Een circulaire aan de luisteraars - wier adressen wii
uit de successievelijk ingekomen rapporten kenden - werd in een vijfduizend-tal exemplaren
verspreid. Zij bracht ons in den loop van een maand of vijf ruim zesduizend gulden in kas.
Om dit geld te zamen met de luisteraars te beheeren werden de heeren Baron Tindal, Dr.
Suermondt en Smit Duyzendtkunst verzocht in een comité zitting te nemen, dat later bekend
zou staan als het Comité voor den Hilv. Draadloozen Omroep. Baron Tindal werd gekozen als
voorzitter van dat Comité en de ondergeteekende als Secretaris, tevens omroeper. Bestuur
en bestuursleden zijn nog dezelfde tot op den huidigen dag.
Sedert is het steeds
bergopwaarts gegaan met den H. D. O. De middelen vloeiden ruimer, de prestaties stegen in
kwaliteit. Tusscheii deze verschijiiseleii:bieek een heilzame wisselwerking te bestaan.
Allengs is uit dit alles de Hilversumsche Draadlooze Omroep gegroeid zooals wij die
tegenwoordig kennen. De eerste circulaire bracht, zoo reeds hiervoor is medegedeeld f
6000.- op; de tweede haalde ruim f 17000.-, terwijl van 1 Januari tot 1 Maart 1926 niet
veel minder dan 30.000 gulden bij den Penningmeester van den H.D.O. is binnengekomen. Als
vaste medewerkers zijn thans aan den H.D.O. verbonden Mevr. Aintoinette van Dijk voor het
kinderuurtie en voor het uurtie voor zieken en thuiszittenden- de heeren Fred Fry, Charles
Miche en Edgar Gruen voor de Engelsche, Fransche en Duitsche taallessen; de heer Pelser,
accountant, voor den Handelscursus.
Verder is er het 10 man sterke H. D. O. orchest. Als
gastdirigent voor de oud-klassieke werken treedt de heer Willem van Warmelo als leider op,
terwijl voor het leiden van opera en operette uitvoeringen de heer J. v. Ameron is
aangewezen. Verder zijn daar nog voor de muzikaal artistieke leiding de heer Louis Schmidt
en voor de algemeene regie de heer Chris de Vos. Tot de vaste rubrieken van het H D. O.
program behoored de zoo geliefde Concertgebouw uitzendingen, de Kurhausconcerten, de
Politieberichten, de Koersen en Persberichten van Vaz Dias, de Nutslezingen. Op vocaal en
instrumentaal gebied zijn de beste krachten ult binnen- en buitenland voor den microfoon
geweest.
Tal van opera's werden in haar geheel in de Studio opgevoerd. Er is steeds bij
den H. D. O. evolutie geweest. Een streven naar omhoog. Ook op dit oogenblik valt er nog
veel te verbeteren. Een Radio Omroep is een zeer kostbare instelling. Althans wanneer
men,het goed wil doen. Het is den H. D. O. nimmer gemakkelijk gemaakt uit te blinken, met
een zusterstation in Engeland van de voortreffelijkheid van een Chelmsford, later van
Daventry, naast zich als voortdurend voorbeeld. Toch mag worden gezegd, dat gezien een
vergelijk tusschen de financiëele en andere hulpmiddelen die beide stations Hilversum en
Daventry - ten dienste staan, de H. D. O. nimmer een slecht figuur heeft gemaakt.
Wanneer
later dit Radioboek*) eens, wordt opgeslagen als bron voor gegevens voor een overzicht van
de ontwikkeling der omroep situatie in Nederland, dan zal men, naar wij hopen, kunnen
verklaren, dat de H. D. O. daarin een belangrijke rol gespeeld heeft. In elk geval heeft
het Bestuur van ons Instituut gepoogd met de beschikbare middelen een omroep te
organiseeren en gaande te houden, die ons land niet te veel bij het buitenland zoude
achterstellen. Een achterstelling, die bij gebrek aan een van regeeringswege
georganiseerden omroep, anders wel eens zeer tot teleurstelling en ergernis, van den
Nederlandschen Luisteraar zou zijn gevoeld.
|