"Het
was in de jaren van de eerste wereldoorlog, toen reders die door de
Nederlandse Telegraaf Maatschappij Radio Holland, hun schepen van radio-installaties
hadden laten voorzien, zich plots voor het feit zagen geplaatst dat het
buitenland deze, vooral in die tijd van mijnen en torpedo's onmisbare
communicatie-middelen, niet meer wilde leveren.
Het was een gunstig samentreffen, dat zij de heer Antione Dubois, die
commandant van de radioafdeling van onze landmacht was geweest, pogingen
in het werk zagen stellen tot oprichting van een nationale industrie,
die hen van het buitenland onafhankelijk zou kunnen maken.
Uit dit contact werd de N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek geboren,
waarvan de oprichtingsakte: 27 Februari 1918 als datum draagt.
Tot directeur werd de heer Dubois benoemd; als tijdelijk mede-directeur
de heer
L. H. F. Wackers, terwijl de functie van president-commissaris door de
heer B.E. Ruys werd vervuld.
Als plaats van vestiging werd Hilversum gekozen omdat daar goedkoop fabrieksterrein
was te verkrijgen en omdat daar niet geheid behoefde te worden. Dit terrein,
liggende aan de Jan van der Heydenstraat, zou eerst later in gebruik worden
genomen; voorlopig werd onderdak gevonden in een tapijtfabriek aan de
Groest, alsmede een schuur die daarbij stond, en de zolderverdieping van
een leeszaal.
Nu moest allereerst
worden gefabriceerd :
Zo vlug en zo veel mogelijk, want er waren orders genoeg en de afnemers
hadden haast.
De Nederlandse luchtmacht had 150 vliegtuigzenders nodig en verder waren
er opdrachten voor 30 scheepszendinstallaties en 20 scheepsontvangers.
In Juli 1918
werd met behulp van Marconi-licenties begonnen. Het was een moeilijk
begin. Een industrie als deze was voor ons land volkomen nieuw.
Elke ervaring ontbrak, de juiste hulpmiddelen moesten nog worden gevonden
en het personeel moest nog geheel worden opgeleid.
Toen de oorlog echter voorbij was, kon gebruik worden gemaakt van ervaringen
van het buitenland en konden de behoeften van de afnemers beter worden
bevredigd.
Reeds spoedig was meer fabrieksruimte nodig ,
want er kwamen steeds meer opdrachten binnen, voornamelijk op scheepszenders
en -ontvangers.
Het gebouw Naarderstraat, thans bioscooptheater, werd in Maart 1919
als rnontage-afdeling ingericht en toen werd het ook tijd om de terreinen
aan de
Jan van der Heydenstraat in gebruik te nemen om daar alle delen van
het bedrijf samen te brengen.
Op 8 October 1920 werd met de bouw van het eerste gedeelte van het fabriekscomplex
begonnen, dat in dertig jaar tijd uit zou groeien van 1300 M2 in 1919
tot 41.000 M2 in 1948.
In Mei 1920 werd ook nog het perceel Groest 76 gehuurd, waarin de exploitatieafdeling
werd gevestigd. Deze afdeling verzorgde technisch en zakelijk de zender
die in de Amsterdamse Effectenbeurs stond opgesteld. Deze was door de
N.S.F. verhuurd aan de Vereniging voor de Effectenhandel en werd door
N.S.F.personeel bediend.
Dagelijks werden beurskoersen en andere financiële berichten uitgezonden,
voor de ontvangst waarvan kleine eenvoudige ontvangers aan de abonnees
op deze dienst ter beschikking werden gesteld.
In 1921 begon het persbureau Vaz Dias over deze zender radionieuwsberichten
om te roepen.
In het midden
van 1921 werden de nieuwe gebouwen in gebruik genomen .
En toen het bedrijf eenmaal zijn kinderjaren en kinderziekten te boven
was, stak het hoe langer hoe meer zijn voelhorens uit naar alle hoeken
van het grote gebied der radio.
Dit was reeds gebleken, toen de N.S.F. op de 'E.L.T.A.', -de eerste
luchtvaarttentoonstelling te Amsterdam- een peilinrichting demonstreerde
om vliegtuigen binnen te loodsen.
In 1922 voorzag
de N.S.F. het station Scheveningen-haven van een vonkzender van
50 kW., terwijl in hetzelfde jaar de eerste buiszenders gereed kwamen,
bestemd voor duikboten van de Nederlandse marine .
Voor deze laatste werd gebruik gemaakt van Philips' zendbuizen.
Doch ook de naderende economische crisis deed zich gevoelen: De N.S.F.
kreeg met slapte te kampen. Werk van de meest uiteenlopende soort werd
aangepakt om de fabriek draaiende te houden.
De afdeling houtbewerking maakte ramen en deuren; de bankwerkerij en
montageafdeling fabriceerden fietsen.
Het was ook in die tijd dat, voor de tot heden enige maal in de geschiedenis
van de N.S.F., de arbeidsvrede van het bedrijf werd verstoord.
In deze jaren kwam ook de radio-omroep tot stand.
Reeds werden telefonieproeven genomen met een militair station.
Om echter tot betere resultaten te komen, werd besloten een experimentele
zender van
500 Watt te bouwen.
Een studio was er niet, zodat hiervoor een kistenloods werd ontruimd
die bij regenachtig weer de optredende artiesten noodzaakte zichzelf
en de microfoon met een paraplu te beschermen. De voorversterkers waren
eveneens zeer primitief en werden opgesteld in oude met zink beklede
pakkisten.
De eerste beroepsmusici
die hun prestaties aan de 'microfoon'
prijs gaven, waren straatmuzikanten, wier-orkest 'De Vogelaars' heette.
Zij speelden zaterdagsmiddags in een tent die tot studio was ingericht.
Uit dit primitieve begin werd tenslotte op de N.S.F. de radio-omroep
geboren, die werd ondergebracht in een aparte vereniging genaamd: 'Hilversumse
Draadioze Omroep'.
Toen er echter een omroepzender was, moesten er ook omroepontvangers
komen:
De N.S.F. bleef niet achter en in 1923 werd de 'N.S.F.-omroep-ontvanger
type 01' gefabriceerd, die nog in hetzelfde jaar door de apparaten '041'
en '040' werd opgevolgd.
Het jaar 1925 was ook nog om een andere reden belangrijk:
Op 15 Oktober namelijk, werd de heer A. F. Philips tot lid van de Raad
van Commissarissen benoemd, waarmede de eerste band werd gelegd met
het machtige Eindhovense bedrijf, de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken.
Een band die steeds hechter zou worden.
Met de voortschrijdende technische ontwikkeling van de radio-ontvangers,
ging ook het streven gepaard om het uiterlijk der toestellen meer het
karakter van een meubelstuk te geven. Aan het kastontwerp werd steeds
meer aandacht besteed en vooral toen na 1930 ook een belangrijk gedeelte
van de PhiIipstoestelkasten in de N.S.F. ging worden gemaakt, leverde
de houtbewerkingafdeling menig mooi voorbeeld van schrijnwerkerskunst.
In de jaren na 1923 verscheen de naam Philips steeds meer in de annalen
der N.S.F. en het was ook aan deze samenwerking te danken, dat in 1924
de N.S.F.-zender werd voorzien van twee 60 meter hoge antennetorens,
die als 'de zingende torens van Hilversum' het stadsbeeld gingen beheersen.
In 1925 werd een gedeelte van de Philips-productie in Hilversum ondergebracht,
eerst accugelijkrichters en in 1927 ook de eerste Philips-ontvangtoestellen.
Daarnaast bleef echter de N.S.F. ieder jaar een serie eigen apparaten
uitbrengen, waarvan wij nog noemen de 'N.S.F. 4' en de 'N.S.F. 5.',
die met de ultrakortegolftropenontvanger 14A in het seizoen 1927-'28
grote successen oogstten.
Op den duur echter versmolt de N.S.F.-ontvangerbouw met die van Philips.
Mede aan deze
fabricage voor Philips was de snelle uitbreiding in de jaren na 1924
te danken, welke vooral in 1927 een indrukwekkende omvang aannam.
In een half jaar
tijd nam het personeel toe van 400 tot 1100 personen.
Deze nauwe samenwerking met Philips vond op 30 Augustus 1926 haar uitdrukking
bij de verkiezing van de heer A. F. Philips tot president van de Raad
van Commissarissen.
Op die dag heeft ook in de leiding van het bedrijf een verandering plaats:
De heer H. Giesen aanvaardt zijn functie als directeur en opvolger van
de heer Wackers, de leider van Radio-Holland, die, na enige tijd mededirecteur
van de N.S.F. te zijn geweest, ontheffing van zijn taak had verzocht.
En het was aan het begin van de periode van grote uitbreidingen, n.l.
op 1 Juni 1927, dat de heer J. G. E. Gieskes tot directeur werd benoemd.
De relatie van de N.S.F. met de burgerluchtvaart is altijd zeer nauw
geweest en dateert eigenlijk reeds uit het jaar 1924. Toen werd op het
vliegveld Waalhaven, in opdracht van het Ministerie van Waterstaat,
een telefoniezender met afstandbediening geleverd en ge�nstalleerd ten
behoeve van het luchtverkeer.
Het was ook in die tijd dat de N.S.F. voor het eerst een K.L.M.-vliegtuig
van een radio-installatie voorzag. Het was het Fokkertoestel H.N.A.C.C.,
dat korte tijd later roem zou oogsten als eerste Indi�-vliegtuig.
Dit was het begin van grote belangstelling - ook van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen
- voor het N.S.F.-product.
Als in 1927 de
K.L.M. haar zomerdienst opent, zijn al haar lijnvliegtuigen met N.S.F.-toestellen
uitgerust.
Groot was de activiteit van de N.S.F. op dit gebied :
Nieuwe modellen werden ontwikkeld en beproefd en naast zend- en ontvangapparaten
voor draadloos telegraaf- en telefoonverkeer; boordinstallaties zowel
als vaste stations, verschijnen peilinrichtingen, radiokompassen en
radiobakens.
Zo droeg de N.S.F. haar aandeel bij in het K.L.M.-devies 'safety first'.
Ook de N.S.F.-omroepzenderbouw nam tegen het eind van de twintiger jaren
een grote vlucht en ook op dit gebied bleek de samenwerking tussen N.S.F.
en Philips uiterst vruchtbaar, want hier ontmoetten elkaar de ervaren
zenderconstructeur en de grote zendbuizenproducent.
Nadat in 1923 de '500 Watt-experimentele zender' was geconstrueerd,
die in 1926 werd vervangen door een meer definitieve uitvoering met
5 kW. vermogen, volgde in 1927 de bouw en de montage van de 1875-meter-zender
in Huizen, in opdracht van de Nederlandse Draadloze Omroep.
In 1928 werd
de Phohi-zender in dienst gesteld, waarmede bijna 10 jaar lang een regelmatige
omroepverbinding met Indi� zou worden onderhouden. De middengolfzender
in Hilversum was eigendom van de N.S.F. en werd verhuurd aan de verschillende
omroepverenigingen en door N.S.F.-technici bediend. Voortdurend werd
deze installatie gewijzigd en verbeterd, waardoor een rijke ervaring
werd opgedaan.
In 1931 werd
deze zender voorzien van een zelfstralende antennemast, een unicum in
die dagen, om in verafgelegen delen van
het land de ontvangst te verbeteren.
De jaren tussen 1930 en 1940 kenmerkten zich door steeds voortschrijdende
technische vervolmaking en verwezenlijking van tal van omroepzenderprojecten
in vele landen.
Daar waren bijvoorbeeld de 'N.I.R.O.M.-zenders', zenders voor Santos,
Bangkok,
Buenos Aires, Rio de Janeiro, welke aldaar gemonteerd en in bedrijf
werden gesteld door eigen technici.
Brits-Indië gaf voor de vier sleutelstations van het omroepnet de voorkeur
aan de, door de N.S.F. geprojecteerde, 10 kW kortegolfzenders. En in
1940-'41 vinden de vele jaren van theoretisch onderzoek, laboratoriumwerk,
proefnemingen en praktijkervaring een bekroning in de bouw en montage
van de twee 125 kW.-zenders voor de Nederlandse omroep: de Nozema-zenders
te Lopik.
Ondertussen is de N.S.F. steeds haar eerste opdrachtgeefster, de scheepvaart,
trouw gebleven en talloos en veelsoortig zijn de scheepsinstallaties
die in de loop der jaren het bedrijf verlieten.
Nadat op 10 Mei
1940 de tweede wereldoorlog ook over Nederland kwam, werd tot en met
13 Mei praktisch
dag en nacht in het bedrijf gewerkt om nog zoveel mogelijk zenders en
ontvangers gereed te krijgen voor de Nederlandse zee-, land- en luchtmacht.
In de nacht van 14 op 15 Mei werden de omroepzender Hilversum, de drie
indrukwekkende zendmasten en de Phohi kortegolf wereldomroepzender te
Huizen door Nederlandse militairen opgeblazen.
De dag na de capitulatie werd de N.S.F. reeds bezet door een zwerm Duitsers,
welke bezetting voortduurde tot 5 Mei 1945.
Het contact tussen de Directie en 'de Kern' uit het personeel, was vooral
in het begin van de bezettingstijd zeer nauw.
Naarmate de ware bedoelingen van de vijand nader aan het licht kwamen,
groeide ook de wil tot verzet en verbreide zich het inzicht dat het
noodzaak was zich met alle middelen tegen de bezetter te weer te stellen.
Reeds spoedig na de bezetting kwamen opdrachten binnen ter vervaardiging
van toestellen die in Duitse fabrieken waren ontwikkeld. Door het vermijden
van ieder initiatief en het slaafs toepassen van de voorschriften, ontwikkelde
zich rond dergelijke opdrachten een uitgebreide correspondentie over
foutieve of onduidelijke tekeningen en fabricagevoorschriften; het niet
voorhanden zijn van Duitse materialen en zo voort.
Dit systeem werkte als Iijdelijk verzet steeds effectiever het welk
blijkt uit het volgende voorbeeld: In Augustus 1940 werden 1500 Duitse
apparaten besteld. Na een lange lijdensweg werd in Augustus 1942 door
de Duitsers besloten nog een laatste kans te geven het toestel zo ver
te verbeteren dat het bruikbaar was. Deze termijn werd eerst verlengd
tot 1 Oktober 1942 en later tot 1 Januari 1943. Men slaagde er echter
niet in het apparaat goed te krijgen (...), zodat in Februari 1943 werd
besloten de fabricage stop te zetten en alles wat ervan gereed gekomen
was naar Berlijn terug te sturen, waar dit alleen nog maar in aanmerking
kon komen om op de schroothoop te belanden.
Het zou te ver voeren hier alle middelen en wegen te bespreken, welke
werden gebezigd om afleveringen aan de Duitsers te vertragen. Als fabriek
van zenders en ontvangers was de N.S.F. een der weinige plaatsen in
Nederland, waar aan het ondergrondse verzet op enigszins ruime schaal
op radiogebied steun kon worden verleend.
Het prototype van serie-zenders en ontvangers, bestemd voor de radiodienst
van de
'Raad van Verzet', werd geheel op het Laboratorium ontwikkeld.
De voor de serie bestemde hoeveelheid onderdelen was zo groot, dat deze
-door valse papieren gedekt- per paard en wagen moest worden vervoerd.
Als protest tegen Duitse maatregelen werd twee maal gestaakt n.l. in
Februari 1941 (Jodenvervolging in Amsterdam) en in Mei 1943 (het in
krijgsgevangenschap terugvoeren van het Nederlandse leger).
Als gevolg van
de spoorwegstaking
- door de Nederlandse Regering in Londen aangekondigd- werd op
8 September 1944 het bedrijf stilgelegd door afsluiting van de stroomtoevoer.
Vrijwel het gehele personeel werd op wachtgeld gezonden.
Een klein gedeelte administratief en leidinggevend personeel bleef toezien
op het goederentransport, dat door de Duitsers was ingezet met het oog
op de naderende geallieerde troepen. Eind September 1944 werd het bedrijf,
op last van de Directie, geheel verlaten als consequentie van de weigering
om aan de roof van N.S.F.-eigendommen
mee te werken.
Van eind September
1944 tot 5 Mei 1945 is het bedrijf door de Duitsers systematisch leeggeroofd.
Weliswaar had het personeel nog zoveel mogelijk materiaal en
gereedschap
in veiligheid gebracht, door het in het bedrijf of thuis te verstoppen,
doch op het geheel was dit slechts een zo klein gedeelte, dat het de
schade die de Duitsers aan de N.S.F. toebrachten, nauwelijks kon verminderen.
In deze acht maanden werd het bedrijf op weerzinwekkende wijze leeggeplunderd
en vernield. Praktisch het enige wat het personeel na de bevrijding
terugvond, was het omhulsel van het bedrijf: Alle machines, voorraden,
gereedschappen, instrumenten en de gehele kantoorinventaris was weggeroofd
en naar Duitsland gevoerd. De gas-, licht- en luchtleidingen waren gesloopt,
wat niet mee genomen kon worden, was vernield of onbruikbaar gemaakt;
leidingen waren van de muren gerukt, vloeren kapot gebeten door uitgegoten
accuzuur, ruiten kapot gegooid, stoelzittingen stuk gesneden, zelfs
de houten blokjesvloer uit de houtbewerkingafdelingen was uitgebroken
en opgestookt.
Er was een aparte
spoorlijn aangelegd om de fabrieksinventaris vlotter te kunnen wegvoeren.
"Deze
fabriek zal nooit meer in bedrijf komen" sprak de Duitser die toezicht
had op het wegroven.
Toen de bevrijding
kwam was het personeel dat 8 maanden op wachtgeld thuis had gezeten,
verlangend om weer te beginnen. Maar er was niets meer en ook niets
om aan te beginnen, doch dankzij de hulp die andere bedrijven hier hebben
geboden, was het mogelijk om met een kleine kern uit het personeel met
het herstel een aanvang te maken.
In de winter 1944-'45 had de Directie van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken
te Eindhoven, die op de hoogte was van wat er in het niet-bevrijde Hilversum
gebeurde, maatregelen getroffen om zo spoedig mogelijk na de bevrijding
de N.S.F. van een nieuw machinepark te voorzien en zij had daartoe in
het buitenland de nodige aankopen verricht.
Ten aanzien van
het naar Duitsland weggevoerde materiaal koesterde men geen enkele verwachting,
hetgeen achteraf juist bleek te zijn, want wat ondanks veel moeite en
kosten de weg terug vond, was slechts een fractie van de zoekgeraakte
88% en dit verkeerde dan nog in een zo deplorabele toestand, dat het
de moeite van het weer bedrijfsklaar maken ternauwernood loonde.
Reeds in de oorlog waren in overleg met de Directie van Philips plannen
gemaakt om na de bevrijding de N.S.F. te maken tot het centrum van alle
activiteit van Philips op het telecommunicatiegebied voor binnen- zowel
als voor buitenland.
Dit bracht een gedeeltelijke omschakeling van het bedrijf met zich mede,
daar nu ook de ontwikkeling en fabricage op het gebied der lijntelefonie
een onderdeel van de werkzaamheid der N.S.F. zou worden.
Intussen werd op 1 September 1945 met het oog op de toekomst en gezien
de grote klus
die de wederopbouw van het bedrijf betekende, naast de heer Gieskes
een tweede directeur benoemd in de persoon van Ir. H. Furstner, die
tot aan dat tijdstip de functie van onderdirecteur van de N.V. Philips
Gloeilampenfabrieken te Eindhoven vervulde.
Met man en macht werd gewerkt om het bedrijf binnen zo kort mogelijke
tijd weer bedrijfsklaar te maken en de prestaties die hierbij, zowel
individueel als collectief, geleverd zijn, hebben de bewondering van
menigeen afgedwongen.
Een indrukwekkend voorbeeld hiervan was de aflevering van een grote
7 kW. omroepzender aan de Nederlandse P.T.T. nog voor het einde van
het bevrijdingsjaar 1945. Ook werd in ditzelfde jaar nog een begin gemaakt
met het inrichten van de lijntelefonie-afdeling.
Inmiddels kwam ook de houtbewerkingafdeling weer langzaam op gang.
De productie van zenders maakte goede vorderingen en de vervaardiging
van generatoren voor hoogfrequente verhitting werd met kracht ter hand
genomen.
Als resultaat van deze gezamenlijke krachtsinspanningen bood het bedrijf
op
1 Januari 1946 al weer aan 1700 personen werk.
Het was op 1 Mei 1946 dat de N.S.F. als fabricagecentrum van communicatie-apparatuur,
een aanzienlijke positieversteviging onderging doordat de zwakstroomafdeling
van de voormalige Nederlandse Siemens Maatschappij te Den Haag aan het
bedrijf werd toegevoegd.
Door deze concentratie aan krachten werd een bij uitstek nationaal belang
gediend, daar nu ook op het gebied der telefonietechniek Nederland een
eigen sterke industrie kan stellen tegenover de buitenlandse.
Het jaar 1946 kan beschouwd worden als staande in het teken van overgang
van herstel en inrichting naar productie. En het mag worden gezien als
een bewijs van het vertrouwen dat het buitenland in de veerkracht van
de Nederlandse industrie stelt, dat verscheidene zeer belangrijke opdrachten
uit het buitenland werden ontvangen.
Op 1 April 1947 werd de wederopbouw der N.S.F. afgerond met de benoeming
van Ir. J. van Dobbenburgh tot mededirecteur van het bedrijf. Hiermede
werd de mogelijkheid geschapen om vanuit Hilversum ook de commerciële
activiteit van het bedrijf over de wereld te ontplooien, waartoe op
5 Juni 1947 een commerciële afdeling aan de N.S.F. werd toegevoegd.
Het uitgebreide productieschema dat moest worden gerealiseerd -er waren
grote opdrachten van P.T.T. en andere binnenlandse instanties en bedrijven-,
werkte een versnelde opbouw van het bedrijf in de hand. Zelfs bleek
spoedig, dat de beschikbare ruimte te klein werd om het geheel en al
te bevatten, zodat belangrijke uitbreidingsplannen werden ontworpen,
terwijl aan een gedeeltelijke uitvoering hiervan zonder verwijl werd
begonnen. Helaas heeft Ir. van Dobbenburgh slechts korte tijd zijn krachten
aan het bedrijf kunnen geven, want reeds op 10 October 1947 overleed
hij na een korte ziekte.
Om de naam van
het bedrijf aan te passen aan de enigszins gewijzigde structuur t. o.v.
die van voor de oorlog, werd besloten deze te veranderen in
'N.V. Philips Telecommunicatie lndustrie v.h. N.V. Nederlandsche Seintoestellen
Fabriek'. Zo is dan ook de nauwe samenwerking welke vele jaren tussen
N.S.F. en Philips heeft bestaan in de naam tot uitdrukking gebracht.
Gelijk ieder bedrijf heeft ook de N.S.F. haar perioden van op- en neergang
gekend en van deze perioden hebben wij U in korte, misschien te korte
trekken een beeld willen geven.
Een geschiedenis van dertig jaren weer te geven in enkele bladzijden,
zou een bevredigend resultaat kunnen opleveren, wanneer die geschiedenis
een rustig en weinig schokkend verloop had gehad. Maar wanneer, zoals
in dit geval, deze geschiedenis zo rijk is aan gebeurtenissen en zowel
hoogtepunten als laagtepunten, dan moeten noodzakelijkerwijze vele van
deze gebeurtenissen onbesproken blijven.
De N.S.F. heeft zich vanaf haar oprichting op een hoog intellectueel
peil bewogen en zij heeft, in welk opzicht dan ook, nooit enige concessie
gedaan ten koste van dit intellectuele peil.
Dit was een consequente politiek, die niet heeft nagelaten haar vruchten
af te werpen.
De naam N.S.F. is voor velen in binnen- en buitenland een begrip geworden.
Een begrip voor kwaliteit, betrouwbaarheid en vakmanschap.
De N.S.F. heeft in de laatste periode van de tweede wereldoorlog zulke
grote materiële verliezen geleden, dat zij tot de zwaarst getroffen
bedrijven van Nederland werd gerekend. De trots waarmee thans elke N.S.F.-er,
die deze donkere periode heeft meegemaakt, wijst op het bedrijf waarvan
hij medewerker is geweest, is gepast.
Het bedrijf is weer, evenals voorheen, een voorbeeld van doelmatigheid
in bouw en inrichting.
Want met recht kan worden gezegd dat de N.S.F. na de oorlog uit haar
as is herrezen." |