keurmerk

Dit deel van de expositie over de N.S.F. gaat over teksten uit het jubileumboek, verschenen
ter ere van het dertig jarige bestaan van de N.S.F. in 1948.

Deze teksten over de geschiedenis van de N.S.F. tot 1948 werden geschreven door N.S.F.-ers, ter ere van het dertig jarige bestaan van hun trotse onderneming.
"Het was in de jaren van de eerste wereldoorlog, toen reders die door de 
Nederlandse Telegraaf Maatschappij Radio Holland, hun schepen van radio-installaties hadden laten voorzien, zich plots voor het feit zagen geplaatst dat het buitenland deze, vooral in die tijd van mijnen en torpedo's onmisbare communicatie-middelen, niet meer wilde leveren. 
Het was een gunstig samentreffen, dat zij de heer Antione Dubois, die commandant van de radioafdeling van onze landmacht was geweest, pogingen in het werk zagen stellen tot oprichting van een nationale industrie, die hen van het buitenland onafhankelijk zou kunnen maken. 
Uit dit contact werd de N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek geboren, waarvan de oprichtingsakte: 27 Februari 1918 als datum draagt. 
Tot directeur werd de heer Dubois benoemd; als tijdelijk mede-directeur de heer 
L. H. F. Wackers, terwijl de functie van president-commissaris door de heer B.E. Ruys werd vervuld. 
Als plaats van vestiging werd Hilversum gekozen omdat daar goedkoop fabrieksterrein was te verkrijgen en omdat daar niet geheid behoefde te worden. Dit terrein, liggende aan de Jan van der Heydenstraat, zou eerst later in gebruik worden genomen; voorlopig werd onderdak gevonden in een tapijtfabriek aan de Groest, alsmede een schuur die daarbij stond, en de zolderverdieping van een leeszaal.

Nu moest allereerst worden gefabriceerd: Zo vlug en zo veel mogelijk, want er waren orders genoeg en de afnemers hadden haast. 
De Nederlandse luchtmacht had 150 vliegtuigzenders nodig en verder waren er opdrachten voor 30 scheepszendinstallaties en 20 scheepsontvangers.

In Juli 1918 werd met behulp van Marconi-licenties begonnen. Het was een moeilijk begin. Een industrie als deze was voor ons land volkomen nieuw. 
Elke ervaring ontbrak, de juiste hulpmiddelen moesten nog worden gevonden en het personeel moest nog geheel worden opgeleid. 
Toen de oorlog echter voorbij was, kon gebruik worden gemaakt van ervaringen van het buitenland en konden de behoeften van de afnemers beter worden bevredigd. 
Reeds spoedig was meer fabrieksruimte nodig
, want er kwamen steeds meer opdrachten binnen, voornamelijk op scheepszenders en -ontvangers. 
Het gebouw Naarderstraat, thans bioscooptheater, werd in Maart 1919 als rnontage-afdeling ingericht en toen werd het ook tijd om de terreinen aan de 
Jan van der Heydenstraat in gebruik te nemen om daar alle delen van het bedrijf samen te brengen. 
Op 8 October 1920 werd met de bouw van het eerste gedeelte van het fabriekscomplex begonnen, dat in dertig jaar tijd uit zou groeien van 1300 M2 in 1919 tot 41.000 M2 in 1948. 

In Mei 1920 werd ook nog het perceel Groest 76 gehuurd, waarin de exploitatieafdeling werd gevestigd. Deze afdeling verzorgde technisch en zakelijk de zender die in de Amsterdamse Effectenbeurs stond opgesteld. Deze was door de N.S.F. verhuurd aan de Vereniging voor de Effectenhandel en werd door N.S.F.personeel bediend. 
Dagelijks werden beurskoersen en andere financiële berichten uitgezonden, voor de ontvangst waarvan kleine eenvoudige ontvangers aan de abonnees op deze dienst ter beschikking werden gesteld. 
In 1921 begon het persbureau Vaz Dias over deze zender radionieuwsberichten om te roepen.

In het midden van 1921 werden de nieuwe gebouwen in gebruik genomen
En toen het bedrijf eenmaal zijn kinderjaren en kinderziekten te boven was, stak het hoe langer hoe meer zijn voelhorens uit naar alle hoeken van het grote gebied der radio. 
Dit was reeds gebleken, toen de N.S.F. op de 'E.L.T.A.', -de eerste luchtvaarttentoonstelling te Amsterdam- een peilinrichting demonstreerde om vliegtuigen binnen te loodsen.

In 1922 voorzag de N.S.F. het station Scheveningen-haven van een vonkzender van 
50 kW., terwijl in hetzelfde jaar de eerste buiszenders gereed kwamen, bestemd voor duikboten van de Nederlandse marine

Voor deze laatste werd gebruik gemaakt van Philips' zendbuizen. 
Doch ook de naderende economische crisis deed zich gevoelen: De N.S.F. kreeg met slapte te kampen. Werk van de meest uiteenlopende soort werd aangepakt om de fabriek draaiende te houden. 
De afdeling houtbewerking maakte ramen en deuren; de bankwerkerij en montageafdeling fabriceerden fietsen. 
Het was ook in die tijd dat, voor de tot heden enige maal in de geschiedenis van de N.S.F., de arbeidsvrede van het bedrijf werd verstoord. 
In deze jaren kwam ook de radio-omroep tot stand. 
Reeds werden telefonieproeven genomen met een militair station. 
Om echter tot betere resultaten te komen, werd besloten een experimentele zender van 
500 Watt te bouwen. 
Een studio was er niet, zodat hiervoor een kistenloods werd ontruimd die bij regenachtig weer de optredende artiesten noodzaakte zichzelf en de microfoon met een paraplu te beschermen. De voorversterkers waren eveneens zeer primitief en werden opgesteld in oude met zink beklede pakkisten.

De eerste beroepsmusici die hun prestaties aan de 'microfoon' prijs gaven, waren straatmuzikanten, wier-orkest 'De Vogelaars' heette. 
Zij speelden zaterdagsmiddags in een tent die tot studio was ingericht. 
Uit dit primitieve begin werd tenslotte op de N.S.F. de radio-omroep geboren, die werd ondergebracht in een aparte vereniging genaamd: 'Hilversumse Draadioze Omroep'.
Toen er echter een omroepzender was, moesten er ook omroepontvangers komen: 

De N.S.F. bleef niet achter en in 1923 werd de 'N.S.F.-omroep-ontvanger type 01' gefabriceerd, die nog in hetzelfde jaar door de apparaten '041' en '040' werd opgevolgd.

Het jaar 1925 was ook nog om een andere reden belangrijk:
Op 15 Oktober namelijk, werd de heer A. F. Philips tot lid van de Raad van Commissarissen benoemd, waarmede de eerste band werd gelegd met het machtige Eindhovense bedrijf, de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken. Een band die steeds hechter zou worden. 

Met de voortschrijdende technische ontwikkeling van de radio-ontvangers, ging ook het streven gepaard om het uiterlijk der toestellen meer het karakter van een meubelstuk te geven. Aan het kastontwerp werd steeds meer aandacht besteed en vooral toen na 1930 ook een belangrijk gedeelte van de PhiIipstoestelkasten in de N.S.F. ging worden gemaakt, leverde de houtbewerkingafdeling menig mooi voorbeeld van schrijnwerkerskunst. 

In de jaren na 1923 verscheen de naam Philips steeds meer in de annalen der N.S.F. en het was ook aan deze samenwerking te danken, dat in 1924 de N.S.F.-zender werd voorzien van twee 60 meter hoge antennetorens, die als 'de zingende torens van Hilversum' het stadsbeeld gingen beheersen. 
In 1925 werd een gedeelte van de Philips-productie in Hilversum ondergebracht, eerst accugelijkrichters en in 1927 ook de eerste Philips-ontvangtoestellen. 
Daarnaast bleef echter de N.S.F. ieder jaar een serie eigen apparaten uitbrengen, waarvan wij nog noemen de 'N.S.F. 4' en de 'N.S.F. 5.', die met de ultrakortegolftropenontvanger 14A in het seizoen 1927-'28 grote successen oogstten. 
Op den duur echter versmolt de N.S.F.-ontvangerbouw met die van Philips.

Mede aan deze fabricage voor Philips was de snelle uitbreiding in de jaren na 1924 te danken, welke vooral in 1927 een indrukwekkende omvang aannam. 
In een half
jaar tijd nam het personeel toe van 400 tot 1100 personen. 
Deze nauwe samenwerking met Philips vond op 30 Augustus 1926 haar uitdrukking bij de verkiezing van de heer A. F. Philips tot president van de Raad van Commissarissen. 
Op die dag heeft ook in de leiding van het bedrijf een verandering plaats: 
De heer H. Giesen aanvaardt zijn functie als directeur en opvolger van de heer Wackers, de leider van Radio-Holland, die, na enige tijd mededirecteur van de N.S.F. te zijn geweest, ontheffing van zijn taak had verzocht. 
En het was aan het begin van de periode van grote uitbreidingen, n.l. op 1 Juni 1927, dat de heer J. G. E. Gieskes tot directeur werd benoemd. 
De relatie van de N.S.F. met de burgerluchtvaart is altijd zeer nauw geweest en dateert eigenlijk reeds uit het jaar 1924. Toen werd op het vliegveld Waalhaven, in opdracht van het Ministerie van Waterstaat, een telefoniezender met afstandbediening geleverd en ge�nstalleerd ten behoeve van het luchtverkeer. 
Het was ook in die tijd dat de N.S.F. voor het eerst een K.L.M.-vliegtuig van een radio-installatie voorzag. Het was het Fokkertoestel H.N.A.C.C., dat korte tijd later roem zou oogsten als eerste Indi�-vliegtuig. 
Dit was het begin van grote belangstelling - ook van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen - voor het N.S.F.-product.

Als in 1927 de K.L.M. haar zomerdienst opent, zijn al haar lijnvliegtuigen met N.S.F.-toestellen uitgerust. 
Groot was de activiteit van de N.S.F. op dit gebied
: Nieuwe modellen werden ontwikkeld en beproefd en naast zend- en ontvangapparaten voor draadloos telegraaf- en telefoonverkeer; boordinstallaties zowel als vaste stations, verschijnen peilinrichtingen, radiokompassen en radiobakens. 

Zo droeg de N.S.F. haar aandeel bij in het K.L.M.-devies 'safety first'. 
Ook de N.S.F.-omroepzenderbouw nam tegen het eind van de twintiger jaren een grote vlucht en ook op dit gebied bleek de samenwerking tussen N.S.F. en Philips uiterst vruchtbaar, want hier ontmoetten elkaar de ervaren zenderconstructeur en de grote zendbuizenproducent. 
Nadat in 1923 de '500 Watt-experimentele zender' was geconstrueerd, die in 1926 werd vervangen door een meer definitieve uitvoering met 5 kW. vermogen, volgde in 1927 de bouw en de montage van de 1875-meter-zender in Huizen, in opdracht van de Nederlandse Draadloze Omroep.

In 1928 werd de Phohi-zender in dienst gesteld, waarmede bijna 10 jaar lang een regelmatige omroepverbinding met Indi� zou worden onderhouden. De middengolfzender in Hilversum was eigendom van de N.S.F. en werd verhuurd aan de verschillende omroepverenigingen en door N.S.F.-technici bediend. Voortdurend werd deze installatie gewijzigd en verbeterd, waardoor een rijke ervaring werd opgedaan.

In 1931 werd deze zender voorzien van een zelfstralende antennemast, een unicum in die dagen, om in verafgelegen delen van het land de ontvangst te verbeteren. 
De jaren tussen 1930 en 1940 kenmerkten zich door steeds voortschrijdende technische vervolmaking en verwezenlijking van tal van omroepzenderprojecten in vele landen. 
Daar waren bijvoorbeeld de 'N.I.R.O.M.-zenders', zenders voor Santos, Bangkok, 
Buenos Aires, Rio de Janeiro, welke aldaar gemonteerd en in bedrijf werden gesteld door eigen technici. 
Brits-Indië gaf voor de vier sleutelstations van het omroepnet de voorkeur aan de, door de N.S.F. geprojecteerde, 10 kW kortegolfzenders. En in 1940-'41 vinden de vele jaren van theoretisch onderzoek, laboratoriumwerk, proefnemingen en praktijkervaring een bekroning in de bouw en montage van de twee 125 kW.-zenders voor de Nederlandse omroep: de Nozema-zenders te Lopik. 

Ondertussen is de N.S.F. steeds haar eerste opdrachtgeefster, de scheepvaart, trouw gebleven en talloos en veelsoortig zijn de scheepsinstallaties die in de loop der jaren het bedrijf verlieten.

Nadat op 10 Mei 1940 de tweede wereldoorlog ook over Nederland kwam, werd tot en met 13 Mei praktisch dag en nacht in het bedrijf gewerkt om nog zoveel mogelijk zenders en ontvangers gereed te krijgen voor de Nederlandse zee-, land- en luchtmacht. 
In de nacht van 14 op 15 Mei werden de omroepzender Hilversum, de drie indrukwekkende zendmasten en de Phohi kortegolf wereldomroepzender te Huizen door Nederlandse militairen opgeblazen. 
De dag na de capitulatie werd de N.S.F. reeds bezet door een zwerm Duitsers, welke bezetting voortduurde tot 5 Mei 1945. 
Het contact tussen de Directie en 'de Kern' uit het personeel, was vooral in het begin van de bezettingstijd zeer nauw. 
Naarmate de ware bedoelingen van de vijand nader aan het licht kwamen, groeide ook de wil tot verzet en verbreide zich het inzicht dat het noodzaak was zich met alle middelen tegen de bezetter te weer te stellen. 
Reeds spoedig na de bezetting kwamen opdrachten binnen ter vervaardiging van toestellen die in Duitse fabrieken waren ontwikkeld. Door het vermijden van ieder initiatief en het slaafs toepassen van de voorschriften, ontwikkelde zich rond dergelijke opdrachten een uitgebreide correspondentie over foutieve of onduidelijke tekeningen en fabricagevoorschriften; het niet voorhanden zijn van Duitse materialen en zo voort. 

Dit systeem werkte als Iijdelijk verzet steeds effectiever het welk blijkt uit het volgende voorbeeld: In Augustus 1940 werden 1500 Duitse apparaten besteld. Na een lange lijdensweg werd in Augustus 1942 door de Duitsers besloten nog een laatste kans te geven het toestel zo ver te verbeteren dat het bruikbaar was. Deze termijn werd eerst verlengd tot 1 Oktober 1942 en later tot 1 Januari 1943. Men slaagde er echter niet in het apparaat goed te krijgen (...), zodat in Februari 1943 werd besloten de fabricage stop te zetten en alles wat ervan gereed gekomen was naar Berlijn terug te sturen, waar dit alleen nog maar in aanmerking kon komen om op de schroothoop te belanden. 
Het zou te ver voeren hier alle middelen en wegen te bespreken, welke werden gebezigd om afleveringen aan de Duitsers te vertragen. Als fabriek van zenders en ontvangers was de N.S.F. een der weinige plaatsen in Nederland, waar aan het ondergrondse verzet op enigszins ruime schaal op radiogebied steun kon worden verleend. 
Het prototype van serie-zenders en ontvangers, bestemd voor de radiodienst van de 
'Raad van Verzet', werd geheel op het Laboratorium ontwikkeld. 
De voor de serie bestemde hoeveelheid onderdelen was zo groot, dat deze -door valse papieren gedekt-  per paard en wagen moest worden vervoerd. Als protest tegen Duitse maatregelen werd twee maal gestaakt n.l. in Februari 1941 (Jodenvervolging in Amsterdam) en in Mei 1943 (het in krijgsgevangenschap terugvoeren van het Nederlandse leger).

Als gevolg van de spoorwegstaking - door de Nederlandse Regering in Londen aangekondigd-  werd op 8 September 1944 het bedrijf stilgelegd door afsluiting van de stroomtoevoer. Vrijwel het gehele personeel werd op wachtgeld gezonden. 
Een klein gedeelte administratief en leidinggevend personeel bleef toezien op het goederentransport, dat door de Duitsers was ingezet met het oog op de naderende geallieerde troepen. Eind September 1944 werd het bedrijf, op last van de Directie, geheel verlaten als consequentie van de weigering om aan de roof van N.S.F.-eigendommen 
mee te werken.

Van eind September 1944 tot 5 Mei 1945 is het bedrijf door de Duitsers systematisch leeggeroofd. Weliswaar had het personeel nog zoveel mogelijk materiaal en gereedschap in veiligheid gebracht, door het in het bedrijf of thuis te verstoppen, doch op het geheel was dit slechts een zo klein gedeelte, dat het de schade die de Duitsers aan de N.S.F. toebrachten, nauwelijks kon verminderen. 

In deze acht maanden werd het bedrijf op weerzinwekkende wijze leeggeplunderd en vernield. Praktisch het enige wat het personeel na de bevrijding terugvond, was het omhulsel van het bedrijf: Alle machines, voorraden, gereedschappen, instrumenten en de gehele kantoorinventaris was weggeroofd en naar Duitsland gevoerd. De gas-, licht- en luchtleidingen waren gesloopt, wat niet mee genomen kon worden, was vernield of onbruikbaar gemaakt; leidingen waren van de muren gerukt, vloeren kapot gebeten door uitgegoten accuzuur, ruiten kapot gegooid, stoelzittingen stuk gesneden, zelfs de houten blokjesvloer uit de houtbewerkingafdelingen was uitgebroken en opgestookt.

Er was een aparte spoorlijn aangelegd om de fabrieksinventaris vlotter te kunnen wegvoeren. "Deze fabriek zal nooit meer in bedrijf komen" sprak de Duitser die toezicht had op het wegroven.

Toen de bevrijding kwam was het personeel dat 8 maanden op wachtgeld thuis had gezeten, verlangend om weer te beginnen. Maar er was niets meer en ook niets om aan te beginnen, doch dankzij de hulp die andere bedrijven hier hebben geboden, was het mogelijk om met een kleine kern uit het personeel met het herstel een aanvang te maken. 

In de winter 1944-'45 had de Directie van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven, die op de hoogte was van wat er in het niet-bevrijde Hilversum gebeurde, maatregelen getroffen om zo spoedig mogelijk na de bevrijding de N.S.F. van een nieuw machinepark te voorzien en zij had daartoe in het buitenland de nodige aankopen verricht.

Ten aanzien van het naar Duitsland weggevoerde materiaal koesterde men geen enkele verwachting, hetgeen achteraf juist bleek te zijn, want wat ondanks veel moeite en kosten de weg terug vond, was slechts een fractie van de zoekgeraakte 88% en dit verkeerde dan nog in een zo deplorabele toestand, dat het de moeite van het weer bedrijfsklaar maken ternauwernood loonde. 

Reeds in de oorlog waren in overleg met de Directie van Philips plannen gemaakt om na de bevrijding de N.S.F. te maken tot het centrum van alle activiteit van Philips op het telecommunicatiegebied voor binnen- zowel als voor buitenland. 
Dit bracht een gedeeltelijke omschakeling van het bedrijf met zich mede, daar nu ook de ontwikkeling en fabricage op het gebied der lijntelefonie een onderdeel van de werkzaamheid der N.S.F. zou worden. 
Intussen werd op 1 September 1945 met het oog op de toekomst en gezien de grote
klus die de wederopbouw van het bedrijf betekende, naast de heer Gieskes een tweede directeur benoemd in de persoon van Ir. H. Furstner, die tot aan dat tijdstip de functie van onderdirecteur van de N.V. Philips Gloeilampenfabrieken te Eindhoven vervulde. 
Met man en macht werd gewerkt om het bedrijf binnen zo kort mogelijke tijd weer bedrijfsklaar te maken en de prestaties die hierbij, zowel individueel als collectief, geleverd zijn, hebben de bewondering van menigeen afgedwongen. 
Een indrukwekkend voorbeeld hiervan was de aflevering van een grote 7 kW. omroepzender aan de Nederlandse P.T.T. nog voor het einde van het bevrijdingsjaar 1945. Ook werd in ditzelfde jaar nog een begin gemaakt met het inrichten van de lijntelefonie-afdeling. 
Inmiddels kwam ook de houtbewerkingafdeling weer langzaam op gang. 
De productie van zenders maakte goede vorderingen en de vervaardiging van generatoren voor hoogfrequente verhitting werd met kracht ter hand genomen. 
Als resultaat van deze gezamenlijke krachtsinspanningen bood het bedrijf op 
1 Januari 1946 al weer aan 1700 personen werk. 

Het was op 1 Mei 1946 dat de N.S.F. als fabricagecentrum van communicatie-apparatuur, een aanzienlijke positieversteviging onderging doordat de zwakstroomafdeling van de voormalige Nederlandse Siemens Maatschappij te Den Haag aan het bedrijf werd toegevoegd. 
Door deze concentratie aan krachten werd een bij uitstek nationaal belang gediend, daar nu ook op het gebied der telefonietechniek Nederland een eigen sterke industrie kan stellen tegenover de buitenlandse. 
Het jaar 1946 kan beschouwd worden als staande in het teken van overgang van herstel en inrichting naar productie. En het mag worden gezien als een bewijs van het vertrouwen dat het buitenland in de veerkracht van de Nederlandse industrie stelt, dat verscheidene zeer belangrijke opdrachten uit het buitenland werden ontvangen. 
Op 1 April 1947 werd de wederopbouw der N.S.F. afgerond met de benoeming van Ir. J. van Dobbenburgh tot mededirecteur van het bedrijf. Hiermede werd de mogelijkheid geschapen om vanuit Hilversum ook de commerciële activiteit van het bedrijf over de wereld te ontplooien, waartoe op 5 Juni 1947 een commerciële afdeling aan de N.S.F. werd toegevoegd. 
Het uitgebreide productieschema dat moest worden gerealiseerd -er waren grote opdrachten van P.T.T. en andere binnenlandse instanties en bedrijven-, werkte een versnelde opbouw van het bedrijf in de hand. Zelfs bleek spoedig, dat de beschikbare ruimte te klein werd om het geheel en al te bevatten, zodat belangrijke uitbreidingsplannen werden ontworpen, terwijl aan een gedeeltelijke uitvoering hiervan zonder verwijl werd begonnen. Helaas heeft Ir. van Dobbenburgh slechts korte tijd zijn krachten aan het bedrijf kunnen geven, want reeds op 10 October 1947 overleed hij na een korte ziekte.

Om de naam van het bedrijf aan te passen aan de enigszins gewijzigde structuur t.o.v. die van voor de oorlog, werd besloten deze te veranderen in 
'N.V. Philips Telecommunicatie lndustrie v.h. N.V. Nederlandsche Seintoestellen Fabriek'. Zo is dan ook de nauwe samenwerking welke vele jaren tussen N.S.F. en Philips heeft bestaan in de naam tot uitdrukking gebracht. 
Gelijk ieder bedrijf heeft ook de N.S.F. haar perioden van op- en neergang gekend en van deze perioden hebben wij U in korte, misschien te korte trekken een beeld willen geven.

Een geschiedenis van dertig jaren weer te geven in enkele bladzijden, zou een bevredigend resultaat kunnen opleveren, wanneer die geschiedenis een rustig en weinig schokkend verloop had gehad. Maar wanneer, zoals in dit geval, deze geschiedenis zo rijk is aan gebeurtenissen en zowel hoogtepunten als laagtepunten, dan moeten noodzakelijkerwijze vele van deze gebeurtenissen onbesproken blijven. 
De N.S.F. heeft zich vanaf haar oprichting op een hoog intellectueel peil bewogen en zij heeft, in welk opzicht dan ook, nooit enige concessie gedaan ten koste van dit intellectuele peil. 
Dit was een consequente politiek, die niet heeft nagelaten haar vruchten af te werpen. 
De naam N.S.F. is voor velen in binnen- en buitenland een begrip geworden. Een begrip voor kwaliteit, betrouwbaarheid en vakmanschap. 
De N.S.F. heeft in de laatste periode van de tweede wereldoorlog zulke grote materiële verliezen geleden, dat zij tot de zwaarst getroffen bedrijven van Nederland werd gerekend. De trots waarmee thans elke N.S.F.-er, die deze donkere periode heeft meegemaakt, wijst op het bedrijf waarvan hij medewerker is geweest, is gepast. 
Het bedrijf is weer, evenals voorheen, een voorbeeld van doelmatigheid in bouw en inrichting. 
Want met recht kan worden gezegd dat de N.S.F. na de oorlog uit haar as is herrezen.
"

Noot: Zoals bekend is deze prachtige industrie inmiddels alsnog ten prooi gevallen aan kennelijk nog grotere vijanden zoals globalisering en mismanagement. (redactie)